Bevrijd van mijn moeder
Pappa was mijn ‘moeder’, hij was er altijd voor mij. Andere kinderen riepen om hun moeder voor troost. Ik riep pappa.
Want jij was altijd boos. Bij het minste of geringste. Boos op iedereen. En boos op mij. Nog dondert de boosheid in mijn hoofd. Nog ben ik er bang voor. Nog ben ik opgelucht als je niet boos bent.
Het verbale geweld is mij het meest bijgebleven. Zonder schroom leefde jij je emoties uit op je gezin. Je kon dagenlang alleen maar schreeuwen, beschuldigen. Om de lieve vrede te bewaren of om escalatie te vermijden stelde pappa geen grenzen en hield het bij sussen. Hij wist ons niet te beschermen.
Zo waren we overgeleverd aan jou en je stemmingen. Als ik uit school kwam peilde ik snel hoe de vlag erbij stond. Oog voor mijn belevenissen was er nooit. Soms vroeg je hoe het was op school, maar je geloofde mijn antwoorden niet. Als ik niet aan jouw verwachtingen voldeed, door minder goede cijfers te halen of gepest te worden, vernederde je mij nog meer door te twijfelen aan mijn inzet of gedrag. Ik voelde me slecht en waardeloos. Een eigen mening hebben kon niet. Aandacht vermijden en mijn kamer induiken was de beste manier om zonder kleerscheuren de dag door te komen.
Ik danste naar jouw pijpen. Uit angst voor afwijzing, afkeuring, verwijten en ruzies kweekte ik een overdreven plichtsgevoel om voor jou te zorgen en een overdreven verantwoordelijkheidsgevoel voor jouw geluk. Voor mijzelf zorgen, luisteren naar mijn eigen behoeften en verlangens heb ik amper geleerd.
Die eeuwige waakzaamheid werd mijn tweede natuur. Ik probeer altijd te ontwaren hoe iemands gemoedstoestand is, ben bang dat ik iets niet goed doe, heb last van schuldgevoelens. Ik houd iemand in de gaten en probeer in zijn of haar behoeften te voorzien.
Het gebrek aan emotionele veiligheid maakte dat ik mijn gevoelens weg- of afvlakte: ze deden er niet toe. Nu pas zie ik in dat ik tot voor kort nauwelijks wist wat ik voelde. Ik stond niet stil bij mijn gevoelens. Ik rationaliseerde ieder gevoel weg.
Daardoor weet ik niet goed wat mijn behoeften zijn. Ik kan mijn grenzen slecht bepalen en dus ook slecht bewaken. Ik kan niet goed voor mijzelf op komen. Voel mij hulpeloos in relatie tot anderen omdat ik moeilijk onderscheid kan maken tussen mijn eigen opvattingen en gevoelens en die van anderen. Ik identificeer mij te snel met een ander. Heb slecht een identiteit op kunnen bouwen. Dat heeft mij schade berokkend: Het ondermijnde mijn zelfbeeld, zelfrespect en eigenwaarde.
Mijn belangrijkste taak op dit moment is mij te bevrijden van jouw invloed. Ik zal niet gemakkelijk los van jou komen, zelfs niet als je sterft. De psychologische erfenis blijft bestaan. Ik ben niet verantwoordelijk voor wat jij mij als weerloos kind aandeed, maar ik ben wel verantwoordelijk voor mijn eigen herstel, hoe ik met die erfenis omga.
De waakzaamheid, spanning, angst, afhankelijkheid, het overdreven plichts- en verantwoordelijkheidsgevoel, het schuldgevoel weet ik langzaam van mij af te leggen. Nu pas leer ik te luisteren naar mijn eigen gevoelens, behoeften en verlangens, nu pas leer ik ze te uiten. Grenzen helpen mij te bepalen wie ik ben en wie de ander is. Nu pas begrijp ik hoe belangrijk dit alles is om te kunnen zijn wie je bent. Dit is wat ik met zorgzaamheid en liefde zal overdragen aan de volgende generatie, aan mijn kind.
Tips van Liz
- Neem de verantwoordelijkheid voor je eigen herstel.
- Je kunt herstellen.
- Als je ooit vermoedt dat een kind beschadigd raakt, neem het in bescherming
Dit verhaal is afkomstig van MIND Ypsilon: www.ypsilon.org