Overslaan en naar de inhoud gaan

Primaire tabs

114 Schipperen tussen werk en zorg
Ervaringen

Schipperen tussen werk en zorg

Al jaren komen er bij ons thuis pleegkinderen over de vloer. Kleintjes en pubers, in hun eentje of samen, wit en gekleurd, alles zit ertussen. We vangen ze al zo lang op, dat ik niet meer precies weet waarom we eraan begonnen. Wel kan ik me de pijnlijke scene herinneren waarin mijn vrouw en ik ons de eerste keer door een hele vragenlijst worstelden met criteria waar ons toekomstige pleegkind aan moest voldoen. Het heeft iets banaals om te moeten zeggen of je een handicap een bezwaar vindt, of je ook crisisopvang wil doen en of het een probleem is dat in het gezin van herkomst psychische problematiek speelt. Dat zijn keuzes die je als gewone ouder nooit krijgt voorgelegd. 

Van al die criteria stond er eentje van meet af aan vast: ik werk in de psychiatrie dus lig er bepaald niet van wakker als we met een pleegkind voor een bezoek aan vader of moeder naar een psychiatrisch ziekenhuis zouden moeten afreizen. Ook mijn vrouw stond ervoor open. Dus kom maar op, dan zouden wij dat varkentje wel eens even wassen!  

Psychische problematiek is er trouwens bijna altijd in de pleegzorg, want elk pleegkind heeft wel een of ander psychisch deukje opgelopen. We hebben dan ook alles voorbij zien komen: van een gespannen kind met een meer dan gemiddeld toiletbezoek tot kinderen met heftige problematiek die ons volledig tot wanhoop konden drijven. 

Mijn werkervaring hielp soms mee om snel de juiste toon te vinden, maar vaak ook niet: als je er zelf voor staat is het toch anders dan dat je als buitenstander meekijkt.

In het begin werkte ik veel thuis, waardoor mijn vrouw en ik goed konden afwisselen. Niet alleen in taken, maar ook in spanningen en emoties. We zeiden regelmatig tegen elkaar: ‘Oké, nou jij een tijdje. Ik trek het niet meer.’ 

De twee pleegkinderen die we nu hebben, zijn er intussen al een paar jaar en nu ze groter zijn ben ik weer vaker buiten de deur aan het werk. Maar hun problematiek is er niet minder op geworden en loopt ook de laatste tijd weer gierend uit de klauw. Om de haverklap moet ik naar huis omdat een crisis dreigt of vanwege de zoveelste afspraak met de zoveelste jeugdzorgwerker, pleegzorgwerker, inhoudelijk verantwoordelijke of hoe ze ook allemaal heten. Gelukkig kennen ze op mijn werk de situatie thuis en geven ze me de ruimte om te schuiven met diensten als ik er weer tussenuit moet. 

Het is druk op mijn werk, loeidruk, als ik zie dat ik me moet haasten om op tijd thuis te zijn voor therapeut nummer 24. Het regent pijpenstelen als ik mijn fiets pak. Met mijn hoofd nog bij mijn werk beuk ik op mijn trappers tegen de wind in. Dat ik juist nú weg moet, terwijl dat eigenlijk onmogelijk is! Waarom ben ik hier in vredesnaam aan begonnen? Wat bezielde me! 

Ik heb de gedachte nog niet gedacht of het kwartje valt. Want dit is het! Hierom heb ik het gedaan! Dit is wat mijn leven zin geeft! Ik voel hoe de werkstress ter plekke van me afglijdt. Met een grijns op mijn gezicht fiets ik naar huis. Kom maar op. We zullen dat varkentje wel eens even wassen! 

Tips van Aad 

  1. Spreek het uit naar je partner als je het even niet trekt met je opstandige kind en maak afspraken dat de ander het dan even overneemt.
  2. Psychische problematiek in je omgeving geeft nooit alleen ellende. Sta ook stil bij wat het je brengt.
  3. Zoek een goede balans tussen thuis werken en werken buiten de deur. Het eerste maakt je flexibeler, maar het laatste geeft afleiding. 
e-learning

Grenzen bewaken

Informatie over grenzen bewaken

Als je elke dag te maken hebt met iemand die psychisch uit balans is, dan ga je soms over je eigen grenzen heen. Is het herkenbaar om wat meer van de ander te accepteren, ruzie uit de weg te gaan en ondanks dat je moe bent door te gaan? Leer in deze animatie hoe je je grenzen kunt bewaken.

e-learning

Grenzen ontdekken

Informatie over grenzen ontdekken

Als je elke dag te maken hebt met iemand die psychisch uit balans is, dan weet je misschien niet goed meer waar je eigen grenzen liggen en wanneer iemand daar overheen gaat. Je raakt het langzaam een beetje kwijt. Weet je welk teken jouw lijf geeft?

112. Boosheid in plaats van liefde
Ervaringen

Boosheid in plaats van liefde

Ik herinner me hoe ik als 7-jarig meisje achterin de auto zit, een uur of 7 op een doordeweekse avond. We rijden het dichtbegroeide terrein op van het psychiatrisch ziekenhuis; volgen een lange populierenlaan. Deze plek met zijn statige en monumentale gebouwen lijkt op een spookplek, de gebouwen lijken spookhuizen en ik vind het griezelig om hier te zijn. We gaan op bezoek bij mama.

Mama woont sinds kort in het ‘gekkenhuis’, op een gesloten afdeling. Een poosje geleden bleef ze zomaar drie nachten van huis weg. Uiteindelijk was ze op een avond thuisgekomen, de huisarts kwam en ze had ingestemd met een opname. Nu zit ze hier en gaan wij op bezoek, voor het eerst. We stappen uit de auto en lopen naar het paviljoen van de gesloten afdeling. We bellen aan en een verpleegster opent de deur. Een zware bruine deur valt achter ons in het slot. Daarachter een lange gang met kleine kamers aan weerszijden. We lopen de gang in. Een patiënt loopt ons tegemoet; hij gebaart naar mij met een wrijvende beweging naar voren als een dj achter een draaitafel, ‘hasj, hasj’. Ik schrik en kruip wat dichter tegen mijn vader aan. Dan komt mijn moeder aangesjokt. We worden naar een kamertje gestuurd met een tafel en een paar stoelen. Ik durf niet goed te gaan zitten: de stoelen zijn bruin met een oranje zitting, niet heel schoon en bovendien hebben daar misschien wel ‘gekken’ op gezeten. Geen uitnodigende gedachte. Papa en mama praten met elkaar, maar ik begrijp niet veel van wat ze zeggen. Ik kijk naar deze vrouw, die mij nauwelijks lijkt te herkennen. Ik herken haar ook nauwelijks. Ze ziet er niet uit als mijn mama; ze ziet er onverzorgd uit. Ze praat niet als mijn mama; ze zegt dingen waar ik niets van begrijp. Ze knuffelt niet als mijn mama; ze knuffelt helemaal niet. Ik voel niets voor deze vrouw. Gevoelsmatig neem ik afstand van haar: deze vrouw is mijn mama niet.

Vier jaar later… Ik zit op school in de aula, samen met mijn klasgenootjes. We kijken een aflevering van ‘Nieuws uit de natuur’. Ik zie mijn moeder de aula inlopen. Ze loopt me straal voorbij. Even later is ze in gesprek met de directeur. Aan een lege tafel in diezelfde aula. Ze ziet er onverzorgd uit, staat stijf van de medicatie. Ze komt solliciteren naar een baantje om weer te helpen op school. Net zoals ze vroeger deed. Ze hielp altijd overal bij; ze was biebmoeder, hulpmoeder, ze was zelfs penningmeester van de school. Daarvoor liet ze ons alleen thuis: mijn vader was aan het werk en zij op school. Ik sta op, ren huilend naar de toiletten. Ik hoor de juf vragen waar ik ben. Klasgenoten antwoorden dat ik aan het huilen ben in de wc’s ‘omdat haar moeder op school is’. ‘Dan begrijp ik dat ze moet huilen, daar zou ik ook om huilen’, antwoordt de juf. Ik ben boos: boos op mijn moeder, omdat ze me zo voor schut zet en boos op de juf, omdat ze het wél over mijn moeder heeft.

 

In de puberteit ga ik niet veel bij haar langs. Ik ben druk met school, ga uit. Ik krijg verkering. Hij vraagt me lacherig of het waar is dat mijn moeder in een gesticht zit. Dat had hij gehoord. Intuïtief voel ik me boos: hoe durft hij hier lacherig over te doen?! Ik reageer laconiek en we praten niet meer over mijn moeder. Wanneer ik op een dag langsga, een medebewoner avances maakt in mijn richting en mijn moeder mij niet in bescherming neemt, ben ik er klaar mee en besluit ik dat ik geen contact meer met haar zal opnemen.

Ik voel me in deze periode allesbehalve blij: ik heb een laag zelfbeeld, ik heb verdriet over alles wat er in mijn jeugd is misgegaan. De verkering met die ene jongen is allang uit en ik verwacht niet dat er voor mij echt geluk is weggelegd. Misschien ben ik straks wel net zo gek als mama…

 

Drie jaar later herstel ik het contact met mijn moeder. Ik heb een geweldige jongen ontmoet die graag wil kennismaken met zijn schoonmoeder. Hij weet haar, als enige persoon in mijn leven, op waarde te schatten. Hij is in staat om door het ziektebeeld heen te kijken, toont respect voor haar. Hij stimuleert mij vaker bij haar langs te gaan en wat meer moeite voor haar te doen. Hij steunt me tijdens deze bezoeken en neemt zelfs een plantje voor haar mee. Hij praat met haar als met een gelijke. Langzaamaan leer ik zo met mijn moeder om te gaan. Ik leer haar kennen; we praten en lachen samen. Ik ontwikkel een bepaalde mate van respect voor haar en begin weer om haar te geven. Ik geef haar zelfs een kus en zeg dat ik van haar houd wanneer ik afscheid neem. Op een mooie dag vertel ik haar dat ze oma wordt en laat haar de foto van de echo zien.


Tijdens het kraambezoek houdt ze bibberend haar eerste kleinkind vast, bang om hem te laten vallen. Ze heeft een lach op haar gezicht wanneer ze hem vasthoudt. Er wordt een foto gemaakt. Het is de enige foto van deze oma met haar kleinzoon. Ik ben dat eerste jaar nog angstig en wil niet met mijn jeugd geconfronteerd worden, niet met mijn zieke moeder. Niet met mijn angst om ook zo’n moeder te worden. Ik moet sterk blijven voor mijn zoon. Ik houd mijn moeder op afstand. Vijf dagen na de eerste verjaardag van haar kleinzoon krijg ik een telefoontje: ‘Je moeder is overleden.’
 

Tips van Sylvie

  1. Laat je niets wijsmaken; geloof in jouw eigen kracht. Het is niet gezegd dat het verleden zich zal herhalen. Koppel jezelf los van het verhaal en zie dat jij de observator bent van jouw eigen waarneming.
  2. Verdiep je in zelfzorg en eigenliefde. Het gemis van een aanwezige ouder kan enorm zijn, maar wij dragen als mens zelf de eindverantwoordelijkheid van ons bestaan.
  3. Wij zijn niet onze gedachten: besef dit en kies voor een gezond gedachtenpatroon. Je bent altijd sterker dan je zelf denkt.
Abonneer op

Gebruiker registratie informatie banner

Log in om de meest relevante verhalen te krijgen die aansluiten bij jouw voorkeuren. Nog niet geregistreerd? Meld je gratis aan. Uiteraard gaan we zorgvuldig om met je privacy.