Overslaan en naar de inhoud gaan

Primaire tabs

105. ik zorgde voor heel de familie
Ervaringen

Ik zorgde voor de hele familie

Mijn broer was anders. Hij kwam niet goed mee op school en gedroeg zich eigenaardig. Hij hield bijvoorbeeld erg van fluweel, verstopte zich vaak en kon driftig worden. De neuroloog die hem onderzocht gaf geen diagnose, maar het was duidelijk dat hij neurologische schade had. Waarschijnlijk ontstaan bij de moeizame geboorte, of door de hersenvliesontsteking die hij als kind van 2 kreeg. Misschien was het maar goed ook dat hij geen diagnose had, hij was ‘gewoon een beetje eigenaardig’ en had geen last van stigma.

Met wat aanpassingen leidde mijn broer een redelijk goed leven. Zo ging hij naar een internaat waar hij individueel onderwijs kreeg en daardoor toch een bepaald niveau kon bereiken. Daarna werkte hij met wisselend succes bij de sociale werkvoorziening. Hij kreeg een vriendengroep waar hij mee op vakantie ging en hij fotografeerde graag. Hij woonde zelfstandig, maar op zijn laatste kamer waren veel muizen. Mijn moeder kocht daarom een appartement voor hem. Toevallig woonde onder hem een sociaal verpleegkundige die hem af en toe ondersteunde. Dat was nodig, want ook al was hij redelijk zelfstandig, hij bleef kwetsbaar.

Dat merkten we toen hij tijdens de verhuizing naar zijn appartement voor het eerst een psychose kreeg. Wij namen te veel van hem over waardoor hij de controle kwijtraakte; over de situatie en over zichzelf. Conflicten raakten hem diep en kon hij maar moeilijk loslaten. Hij was lang boos en raakte verward. Als gezin moesten we dan voorzichtig manoeuvreren om de relatie met hem in stand te houden, want hij was toch afhankelijk van ons. Dat lukte ons redelijk goed. Als hij eigenaardige denkbeelden kreeg dan deden we wat meer samen en zo zakte dat weer weg. Daardoor hoefde hij nooit te worden opgenomen.

Wel kreeg hij professionele begeleiding en medicatie van een psychiater en SPV. Ook dat ging lang goed, tot er een wisseling van behandelaars plaatsvond. Met de ene had hij goed contact, met de volgende niet. En wij ook niet; we konden nooit overleggen en moesten het allemaal maar zelf zien uit te vinden. In de psychiatrie zouden ze veel kunnen leren van mensen met fysieke handicaps. Als je een dwarslaesie krijgt, moet je ook revalideren en accepteren dat daarna niets meer hetzelfde is. Dat is voor met iemand die een psychose heeft gehad net zo, en daar heeft ook de omgeving goede begeleiding bij nodig.

Het is nogal wat, die verantwoordelijkheid. Veel ervan kwam op mijn schouders terecht. Mijn vader overleed relatief jong. Mijn moeder zorgde altijd voor mijn broer, maar toen ze in de tachtig was lukte dat niet meer. De zorg voor hem nam ik over, maar ook zij had meer zorg nodig. Daarnaast hielp ik mijn andere broer wiens vrouw was overleden toen hun kinderen nog jong waren. Naast mijn baan in de zorg werd ik zo de zorgcoördinator van mijn familie. Zelf kon ik geen gezin beginnen, daar was geen ruimte voor. Ik vond het best lastig om alles in balans te houden. Op vakantie kon ik even vluchten en dat deed ik vaak. Toch was dat niet voldoende, ik raakte twee keer overspannen.

Niet alleen als volwassene had ik het zwaar, als kind vond ik het al moeilijk om met mijn broer te leven en had ik tegenstrijdige gevoelens. Ik hield van hem en wilde hem beschermen, maar ik schaamde me ook voor hem. Ik heb hem later weleens dood gewenst. Dat klinkt raar, maar zo’n impact had het op mij als kind. Gelukkig kon ik altijd op adem komen bij een vriendinnetje thuis. Dat had ik nodig, want mijn ouders hadden hun handen vol aan mijn broer. Ze konden mij daardoor niet altijd de aandacht geven die ik nodig had.

In therapie wilde ik die ervaringen verwerken en leren ermee om te gaan, maar helaas vonden mijn therapeuten het moeilijk om te begrijpen wat het betekende om een gehandicapte broer te hebben. Ik moest andere hulpbronnen vinden.

Gelukkig vond ik die. Het hielp dat ik in de zorg werkte en daardoor wat feeling met de problematiek kreeg. Op mijn werk zag ik een tijdschrift liggen van Ypsilon. Een vereniging, speciaal voor familieleden van mensen met een gevoeligheid voor psychoses. Zo kreeg ik inzicht in hoe anderen ermee omgingen en kon ik het makkelijker hanteren. En onwillekeurig verzamelde ik een paar vrienden om me heen die in een vergelijkbare situatie zaten. Ik herkende veel en zo stond ik er toch niet helemaal alleen voor.

Vanaf zijn 58e lukte het mijn broer niet meer om beschermd te werken en werd hij volledig arbeidsongeschikt verklaard. Om structuur en contacten te behouden werkte hij twee keer per week bij een activiteitencentrum, maar hij ging ook meer drinken in het café. Geleidelijk ging hij achteruit. Hij kreeg veel last van stress, raakte door Parkinson steeds slechter ter been en kreeg geheugenverlies. Het ging mis toen hij per ongeluk te veel medicatie innam en ik hem op de grond vond. Hij was er slecht aan toe en moest direct worden opgenomen in het ziekenhuis. Dat hij meer zorg nodig had, was duidelijk. Hij ging weer naar huis en kreeg particuliere thuiszorg. Dat bleek niet voldoende. Uiteindelijk kon hij terecht in particulier verpleegtehuis in de buurt waar hij een mooi appartement kreeg. Tot hij verhuisde voelde mijn moeder zich verantwoordelijk voor hem, maar toen ze wist dat hij goed verzorgd werd kon ze hem loslaten. Ze overleed op 98-jarige leeftijd en de dag na de crematie verhuisden we mijn broer.

In het verpleeghuis heeft hij – tevreden - de laatste jaren van zijn leven doorgebracht. Hij overleed plotseling aan een hartstilstand; hij zakte in elkaar en het was klaar. Dat hij niet heeft geleden was een troostende gedachte voor me. En het was bijzonder om te merken dat de verpleegkundigen in het verpleegtehuis enorm gehecht waren aan mijn broer. Hij was misschien niet altijd even makkelijk, maar hij was ook een ontzettend lieve en aardige man.

Tips van Marianne

  1. Doe het niet alleen, zoek mensen die het begrijpen. Vraag ook ondersteuning van de behandelaars van je naaste
  2. Heb geduld, wees flexibel, oordeel niet te snel
  3. Zorg goed voor jezelf, zoek ontspanning

Dit verhaal is in iets andere vorm eerder gepubliceerd in de Verhalenbank van het UMCU: www.psychiatrieverhalenbank.nl

We doen het samen als broers en zussen
Ervaringen

We doen het samen, als broers en zussen

Ik kom uit Afghanistan. Op mijn 12e (ik ben nu 34) ben ik samen met mijn moeder, mijn zusje en drie broers naar Nederland gevlucht vanwege de Taliban. Mijn vader kon niet mee. Hij is naar Rusland gevlucht en heeft daar uiteindelijk een nieuw leven opgebouwd. Dit verhaal gaat over mijn jongste broer Amin, nu 26 jaar. Hij was een vrolijk en verwend jongetje van 4, onze ‘Benjamin’, toen wij moesten vluchten vanuit een fijn leven in Afghanistan. Uiteindelijk is het met hem helemaal misgegaan. Hij is nu zwaar psychotisch en weigert hulp. Ik vertel graag mijn verhaal in de hoop dat anderen, vooral mensen met een migratie achtergrond, hier iets aan hebben.

Wij zijn als gezin goed opgevangen in Nederland. We kregen een huis, gingen naar school en mijn oudste broer hielp mijn moeder met alles. Amin had van ons allemaal de meeste moeite met zijn draai vinden. Hij was vaak angstig, misschien als reactie op onze traumatische vlucht. Wilde in het AZC niet graag naar school en hij miste duidelijk zijn vader. Toen Amin op de bassischool kwam in onze nieuwe woonplaats en hij op voetbal ging, werd hij weer meer zichzelf.  

In 2005, ik was toen 18, werd mijn moeder ernstig ziek. Het bleek een hersentumor. Binnen een paar maanden overleed ze. We stonden er nu met zijn vijven alleen voor. Mijn vader liet ons helaas aan ons lot over. Tot die tijd had ik best een normaal puberleven geleid maar nu moest ik samen met mijn broer alle zorg en verantwoordelijkheid op me nemen voor onze jongere zus en twee broertjes. Dat lukte drie jaar lang goed, ondanks ons grote verdriet. We spraken zelden over mijn moeder en hadden geen idee hoe om te gaan met rouw.

Met Amin ging het helaas steeds minder goed. Hij zat op de middelbare school, maar spijbelde vaak, zakte terug van vwo naar havo en bleef zitten. Hij ging zelfs zomaar opeens naar Engeland, als jongen van 14. Hij maakte veel ruzie met mijn andere broertje. Mijn oudste broer was inmiddels getrouwd en het huis uit. Ik stond er- vijf jaar na het overlijden van mijn moeder-alleen voor. Het was heel zwaar allemaal.

Uiteindelijk maakte Amin de havo toch af en begon hij met een hbo-opleiding in Amsterdam. Maar hij kon de drukte en alle prikkels van de stad en school niet aan stopte al snel. Een verhuizing naar Den Haag volgde, eerst voor een baan, toen begon hij daar weer aan een studie maar stopte al snel weer. Er volgden nog vele verhuizingen en in -en uitschrijvingen voor studies. Hij vertelde mijn zusje over zijn angsten. Zij had daar ook last van en dat schiep een band. Mij wilde hij helemaal niet meer spreken. Naast zijn angsten kreeg hij ook verslavingen. Hij gokte veel, keek veel naar porno en bezocht prostituees. Ons vroeg hij geregeld om geld maar hulp en sociaal contact weigerde hij.

Toen ik toch besloot hem op te zoeken trof ik hem en zijn huis zwaar verwaarloosd aan. Ik schrok me kapot. Achteraf had hij toen al psychoses. Hij stemde er mee in weer bij ons te komen wonen. Dat is nu drie jaar geleden. Mijn man woonde inmiddels ook bij ons. Een zware tijd volgde. Hij had heel veel psychoses, dat weet ik omdat ik er veel over opzocht om zijn gedrag te begrijpen. Zelf dacht hij dat hij autisme had maar hij weigerde nog steeds elke vorm van hulp. Zijn gedrag werd echter steeds gekker en gevaarlijker. Hij dreigde mijn zusje in brand te steken met een wierrook-brandertje omdat hij dacht dat zij hem daarmee iets wilde aandoen. Voor een dwangopname was hij ‘niet slecht genoeg’ dus we konden verder niets.

Onze redding was het contact met twee familie-coaches (van Ypsilon). Een ggz-hulpverlener die door Amin de deur was gewezen wees ons op hun bestaan. Zij steunden ons vanaf dat moment met alles: ze vertelden ons alles over psychoses en de andere extreme gedragingen die Amin vertoonde, hielpen ons met hoe we als naasten het beste met hem en zijn psychoses om konden gaan, hoe ik – als zijn ‘kop-van-jut- mijn grenzen kon aangeven, echt met alles. Zij maakten een einde aan ons peilloze gevoel van machteloosheid en eenzaamheid. Zonder hen hadden wij het niet gered.

We zijn nu drie jaar verder en de situatie wordt steeds grimmiger. Amin woont dan hier, dan daar, is soms een tijdje dakloos. Of hij zit opeens in het buitenland. Hulp weigert hij en hij meldt zich alleen als hij geld nodig heeft. Dit doet hij vooral bij mijn zusje omdat zij het meest ontvankelijk voor hem is. Dat drukt zwaar op haar maar we hebben geleerd van onze familie-coaches dat we op één lijn moeten blijven als naasten. Dus ik en mijn broer moeten dan weer op haar inpraten om niet overstag te gaan. Een tijdje terug heeft Amin mijn jongere broer geslagen én mijn zusje aangevallen – inmiddels zwanger en samenwonend met haar man-, toen zij hem tóch in huis opnam. De politie kwam erbij maar liet hem weer vrij.

Wij hebben nu als naasten besloten hem alleen nog in huis te nemen bij één van ons als hij zich laat behandelen. Hij is te gevaarlijk geworden. We proberen via de rechter gedwongen hulp voor elkaar te krijgen want we willen hem zo graag helpen. Maar zonder rechterlijke dwang staan we machteloos.

Het is een intens verdrietige situatie, die waarschijnlijk zijn basis heeft in onze vlucht en de toch wel extreme situatie waarin wij hier in Nederland terecht zijn gekomen, als vijf kinderen die het al snel samen moesten redden zonder ouders. Doordat we Afghaans zijn hebben we ook relatief laat hulp gezocht. Deels omdat we de weg niet kenden in dit voor ons onbekende land en geen kennis hadden over psychische klachten, deels omdat wij vanuit onze cultuur gewend zijn om samen alles op te lossen. En daarbij niet te veel over lastige dingen te praten.

Gelukkig blijf ik ondanks alles overeind. Door de hulp die we krijgen, de onderlinge betrokkenheid en samenwerking met mijn andere broer en zus en doordat ik met mezelf en mijn gevoelens aan de slag ben gegaan. Ook om zo goed mogelijk met de situatie van Amin om te gaan. Dat heeft me uiteindelijk sterker gemaakt en daar heb ik op alle fronten van het leven profijt van.

Tips van Laila

  1. Zoek hulp! Voor ons was dat familie coaching.
  2. Werk samen als familie en in samenwerking met hulporganisaties.
  3. Ga op zoek, naar antwoorden om je gevoel een plek te geven. Mij heeft het enorm geholpen om mezelf te begrijpen en accepteren. Ik doe nu alleen datgene wat binnen mijn vermogen ligt en laat me minder leiden door emoties of schuldgevoelens leiden. Dat voelt rustig.
  4. Blijf weg van het gevoel slachtoffer te zijn, ook al word je soms in die positie gebracht. Het voedt alleen maar een gevoel van machteloosheid en boosheid.

 

104 Mantelzorg uit liefde
Ervaringen

Mantelzorg uit liefde

Dit verhaal gaat over mijn broertje, inmiddels 45 jaar oud. Hij is al meer dan 20 jaar ziek. Als kleine jongen had hij nachtmerries en was onrustig. Hij werd dan zwetend wakker. Wij hebben een slechte jeugd gehad met mishandeling en uithuisplaatsingen. Maar samen hadden we het heel goed en we trokken veel met elkaar op. Mijn vriendinnen waren altijd verliefd op hem omdat hij zo knap was.

Op zijn 14e is hij in de jeugdgevangenis gekomen na het stelen van een auto. Door alles wat hij daar heeft meegemaakt ging het steeds slechter met hem.

Door mijn slechte jeugd was ik in die begintijd nog veel bezig met de vraag hoe ik zelf overleefde. Ik werd moeder op mijn 19e en stond er alleen voor. Ik keek met één oog naar mijn broertje.

Rond mijn 32e heb ik de rol van mantelzorger op me genomen. In die tijd kwam het besef dat hij het veel slechter had dan ik en dat hij iemand nodig had die toezicht op hem hield en betrokken was bij alles wat over hem werd besloten. Als ik dat niet deed, deed niemand het. Ik ging mee met elk gesprek en praatte mee over elke verandering binnen alle instanties en gevangenissen waar hij heeft gezeten.

Inmiddels was hij stemmen gaan horen, kon hij erg agressief zijn en ook verward. Toen kwam het besef dat er iets anders aan de hand was, dat hij echt ziek was. Op een gegeven moment wisten ze ook niet meer wat ze met hem aan moesten binnen de instanties. Ze moesten hem vaak platspuiten omdat hij zo agressief was. Zijn problematiek was echt heftig. Maar ook de Antilliaanse cultuur werd vaak niet goed begrepen. Na een poging tot doodslag kreeg hij tbs. Dat was eigenlijk het begin van een fase waarin hij een betere behandeling kon krijgen naast zijn straf.

Hij is ook wel eens agressief geweest naar mij toe, ik was soms echt bang voor hem. Maar ik heb zijn gedrag altijd kunnen begrijpen vanuit zijn ziekte. Ik liet hem, ondanks alles wat er met hem gebeurde, altijd in zijn waarde als mens. Ik voerde gewone gesprekken met hem.

Door de jaren heen, naarmate ik ouder werd, kreeg ik zelf meer rust en begreep ik hem beter. Hij kon mij altijd alles vertellen, daarom is onze band goed gebleven. Maar ik zat er wel bovenop, was heel beschermend over hem. Daarom ben ik ook betrokken geraakt bij de ggz. Ik zag van dichtbij hoe de familie werd uitgeschakeld bij het behandelproces. Ik wilde dat andere familie en naasten besparen. Ik zag hoe ze omgingen met mensen zoals hij en dat moest anders vond ik. Ik ben heel activistisch geworden. Als er eerder in zijn leven meer aandacht geweest was voor wat hij heeft meegemaakt, en hoe gebeurtenissen (zoals geweld, separeren) het allemaal van kwaad tot erger maakten, dan was het misschien niet zo slecht met hem gegaan. Aan de andere kant is hij ook echt ziek.

Uiteindelijk heeft hij een betere behandeling gekregen. Hij kreeg ECT en dat deed hem goed. Hij heeft zijn eigen woonplek, al is het beschermd. Mijn broertje is nu eigenlijk net als een kind. Maar er is meer rust in zijn situatie. Ik probeer zo normaal mogelijk met hem om te gaan. Hij ziet er nog wel uit als een verward persoon. Maar hij zegt ook: ik ben een volwassen man. Hij wil niet dat we ons bemoeien met wat hij draagt. Wij hebben hem zo lang als patiënt gezien: dat wil hij niet meer, ook al heeft hij nog veel zorg nodig. Maar wat hij kan, binnen zijn vermogen, doet hij het goed. Hij doet boodschappen, kan koken. Alleen past hij niet in het plaatje van de maatschappij.

We moeten elkaar nu meer loslaten want ik ga emigreren. Andere familieleden nemen mijn rol over. De rol die ik altijd met liefde heb vervuld.

Tips van Rhaizza

  1. Zorg dat je als familie bij de zorg voor je dierbare betrokken bent. Jij kent hem en weet wat hij nodig heeft.
  2. Bespreek de culturele achtergrond met de hulpverlening. Als die alleen uitgaat van de eigen taal en cultuur kan het gedrag van de ander verkeerd geïnterpreteerd worden.
  3. Het is logisch dat je overbezorgd bent als je naaste zo ziek is. Maar blijf iemand zien als mens, laat hem in zijn waarde. Iemand is meer dan alleen patiënt.
  4. Stap uit de schaamte. Ik schaam me niet meer voor mijn broertje. Het is gelopen zoals het is gelopen. En zijn verhaal mag bekend worden want dan kan er van geleerd worden.

 

103 hoe ik weer ouder werd
Ervaringen

Hoe ik weer óuder werd

Precies in dezelfde tijd dat onze dochter problemen kreeg, kreeg ook onze zoon problemen. Onze dochter begon op haar 15e flauw te vallen, wat later psychogene pseudo-epileptische aanvallen bleken. Daarna volgde een periode van zelfbeschadiging en angstaanvallen. Vanuit de hulpverlening kreeg ze eigenlijk vrij veel diagnoses, daar konden we niet veel mee. Uiteindelijk kreeg ze ook een eetstoornis. Daar lijdt ze nog steeds onder.

Onze zoon kreeg op zijn 12e last van ‘stemmen in zijn hoofd’. Dit leidde tot depressies en suïcidale gedachten; hij is ook gedwongen opgenomen geweest.

De situatie met onze twee kinderen was heel zorgwekkend. Soms moesten we meteen in actie komen. Dan was acute zorg nodig. En er kwamen steeds andere problemen bij. Tot hun 16e levensjaar werden wij als ouders betrokken bij de hulpverlening en geïnformeerd. Na hun 16e hadden we nog maar weinig te zeggen. Heel frustrerend om die afstand te voelen en weinig te kunnen doen voor je gevoel. Het was een periode waarin we met onszelf aan de slag moesten, met onze relatie en met de relatie met onze kinderen. Naast deze twee kinderen hadden we nog een kind in huis. Het was heel heftig. Ik was zo bang mijn kinderen kwijt te raken, ik sliep er niet meer van en verloor mezelf erin. Het was meer dan een mens kan dragen, maar tóch kan je het aan op zo’n moment.

We zitten er nu niet meer middenin. Ruim twee jaar geleden zat ik er helemaal doorheen. Juist in een periode dat het wat rustiger werd. Ik ben toen bij een psycholoog geweest en dat heeft me enorm geholpen. Ik heb een proces doorlopen waarbij ik een andere mindset heb gekregen. In het begin draaide alles om de kinderen. Daar word je op een gegeven moment zelf ook ziek van. Het is een periode waarin je als ouder met jezelf aan het werk moet om het vol te houden. Ik probeerde meer en meer mijn eigen leven te leiden. Me niet meer te verliezen in de situatie. Dat is een heel proces geweest.

Ik ben heel erg trots dat mijn man en ik nog samen zijn. Hoewel we er soms heel anders in stonden, vormden we een team in de zorg voor onze kinderen. We kregen daarbij een korte periode ondersteuning van een systeemtherapeut. Wij waren onze rol als gezinshoofden kwijt en hij hielp ons weer in de rol van ouders te komen in plaats van continu redder te zijn. Ik ben ook trots op mijn eigen ontwikkeling. Dat ik niet ben blijven hangen in de ellende. In het begin ben je als moeder zo gefocust op je kinderen, dat ze béter worden. Je denkt daarbij dat je eigen geluk enkel en alleen afhangt van het geluk van je kind. Ik zie dat ook terug bij ouders in de lotgenotengroep die ik, samen met een andere moeder, begeleid. Dat hoort gewoon bij de beginfase. Het heeft in die fase dan ook geen zin van anderen te horen dat je aan jezelf moet denken. Maar op een gegeven moment put het je uit. Je moet zelf ook het leven weer oppakken. Al is het alleen maar om aan je kinderen te laten zien dat het leven de moeite waard is.

Tips van Saskia

  1. Je kunt er zijn voor je kind, maar je kunt je kind niet beter maken. Zorg dat jij zelf ook op de been blijft en niet ziek wordt van de zorgen. Zoek hulp voor jezelf.
  2. Het heeft mij geholpen in contact te komen met andere ouders in vergelijkbare situaties. Je kunt hiervoor terecht bij bijvoorbeeld een patiëntenorganisatie of via een zelfhulpnetwerk als dat bestaat in je regio.
  3. De boeken en youtube filmpjes van Byron Katie hebben mij enorm geholpen in mijn proces om mijn leven weer op te pakken.
102. De boze wolf en het brave lammetje
Ervaringen

De boze wolf en het brave lammetje

Ik had een vader met schizofrenie, een moeder met psychoses en een stiefvader die (vanuit zijn jeugd in een pleeggezin), erg bepalend en op zichzelf gericht is. Dat maakt me dus naaste.

Vanuit die hoedanigheid merk ik dat ik het leven van alledag niet makkelijk vind. En dat met name in contact met andere mensen die een heftige emotie ervaren. Een emotie die mij nogal voor uitdagingen stelt is boosheid. Mensen zien dit niet aan mij, maar in mezelf raakt boosheid enkele triggers.

Zo was er een situatie waarin twee mensen enorme ruzie met elkaar hadden. Ze schreeuwden, zeiden lelijke dingen tegen elkaar. En leken mij te kiezen als onderwerp, kwamen zogezegd voor mij op, zonder dat ik erom had gevraagd. Ze sloegen uiteindelijk door in hun argumenten. Het gesprek ging inmiddels allang niet meer over mij, maar over alles wat hen dwars zat over elkaar. Ikzelf voelde me kleiner en kleiner worden. Ik werd niet alleen kleiner, maar zakte ook naar de achtergrond en langzaam voelde ik me onzichtbaar worden. En voelde me verantwoordelijk voor deze ruzie. Ik was immers het onderwerp. Het was alsof zij door mijn toedoen ruzie hadden. Dezelfde avond ervoer ik veel onrust, kwam moeilijk tot slapen, gedachten maalden maar door en wilden niet stoppen.

Als volwassene trek ik mij ruzies van andere volwassenen nog te veel aan vanwege mijn rol als naaste. Ik voel me te verantwoordelijk en voel emoties zoals ik ze vroeger voelde. Ze triggeren mij, waardoor ik reageer vanuit mijn ‘kind’ en me rot voel. Ik ga dan sussen, rechtzetten, uitleggen, terwijl die verantwoordelijkheid natuurlijk hoort bij de ruziemakers zelf. Ook in mijn privéleven nam ik vaak te veel verantwoordelijkheid. Ik probeerde op te lossen waar mijn man een steekje laat vallen. Ik loste op, legde uit, maakte excuses en fungeerde als tussenpersoon.

Nu niet meer, ik laat het hem zelf oplossen.

Als kind was ik altijd alert omdat ik me zorgen maakte om mijn moeder of broer. Ook werd ik regelmatig door mijn stiefvader aangewezen als verantwoordelijke voor verdriet of boosheid. Daarom maak ik me nog altijd te veel zorgen of er door mijn toedoen problemen ontstaan. Mijn vragen liggen op gebied van: Mag ik dan geen eigen mening hebben? Mag ik er niet zijn zoals ik ben? Ben ik teveel voor een ander? Mag ik zelf geen emotie ervaren? Moet ik mij altijd maar verantwoordelijk voelen voor wat de ander ermee doet?

Als kind was ik sociaal sterk, leuk aanwezig en kon makkelijk leren. Als opgroeiend meisje in een ingewikkeld gezinssysteem zei men dat ik het ‘goed deed’. Soms koos ik ervoor om heel bewust even niet het brave lammetje uit te hangen en niet de regels te volgen van de vele grote boze wolven in mijn omgeving. Ik speelde dan langer buiten omdat het knikkeren zo spannend was. Ik wist dat ik straf kreeg, maar dat vond ik niet erg. Ik koos daar bewust voor. Zo had ik al met al toch veel mooie momenten als kind. Thuis kon ik mijn verhaal niet kwijt. En elders ook niet goed. Want… we zijn zo gewend als hulpverlener of dokter of juf om na een signaal van een kind er dan maar met de ouders over te praten. Dit had echter voor mij altijd grote gevolgen. Fikse emotionele gevolgen en straf thuis. Met als resultaat dat ik niet meer tegen anderen praatte over thuis. Althans… ik woog mijn woorden heel zorgvuldig en voelde en koos heel bewust bij ik wie wel en bij wie ik niet mijn verhaal kwijt kon.

Waar ik me jarenlang voegde op allerlei manieren, zit ik nu soms in een vorm van boosheid en verzet hierin. Waar ik me verantwoordelijk voelde voor andermans doen en laten, wil ik dit nu niet meer. Terwijl ik merk dat als een ander iets niet begrijpt en/of niet kan handelen, ik dit maar beter kan accepteren en hierin mijn eigen vrijheid moet zoeken. Lastig hoor. Helaas voel ik me ook in zo’n situatie achteraf druk, want ik leg een deksel op mijn gedachten en gevoelens. Als ik in bed lig, komen ze er watervlug uit en kan ik er moeilijk van slapen. Het zijn de gedachten en gevoelens die ik overdag wegdruk. En die dan toch bekeken en gekend willen worden. Wanneer ik ze benoemd heb, aandacht gegeven heb, zijn ze over en is mijn hoofd weer rustig.

Een tussenvorm die ik jarenlang koos, was er een van alles maar noemen in gesprek met anderen. Dit kwam voort uit het niks mogen noemen in mijn jeugd. Inmiddels heb ik geleerd dat het soms beter is, om te berusten. Om niet alles te benoemen, om te respecteren dat een ander niet altijd alles wil of kan ontvangen. Dat dat oké is en ik hierin toch mijzelf kan zijn. Ik heb geleerd om minder direct te communiceren. Het is nog een uitdaging, het is me nog niet helemaal eigen. Maar het zal me vast lukken als ik maar veel oefen. Met minder reageren en niet alles benoemen maak ik het mezelf, maar ook mijn omgeving makkelijker. Uit de weerstand, in contact en dicht bij mezelf. Ik wil namelijk niet een boze wolf worden.

Tips van Daisy

  1. Volg je innerlijke stem. Vertrouw op je gevoel en handel ernaar.
  2. Weet dat je niet alleen bent, zoek lotgenoten.
  3. Sta open voor contact en geluk met jouw omgeving. Kijk verder dan jouw dierbaren, zoek andere mensen op zonder belastend verleden. En voel daarmee ook de lichtere dingen in het leven.
  4. Blijf in gesprek met jouw dierbaren en geef grenzen aan. Respecteer jouw grenzen en uit ze naar anderen!

 

100 Af en toe een ankertje zijn
Ervaringen

Af en toe een ankertje zijn

Mijn vader woont sinds een aantal jaren in een verzorgingshuis aan de andere kant van het land. Tot op hoge leeftijd was hij een zelfstandig levend mens, die de krant spelde om goed op de hoogte te zijn van het wereldnieuws. Een man die er prat op gaat hoeveel hij weet. Het is zeer pijnlijk voor hem om op een plek te wonen waar hij in zijn vrijheid beperkt wordt. Hij had zich het leven zo anders voorgesteld.

Mijn vader weet veel van de wereld uit de krant, maar het dagelijkse leven, zijn omgang met mensen, met zijn dochters, zijn twee vrouwen en anderen in de familie is zeer moeizaam. Mijn vader ziet zich als een intelligente heer, hij houdt van felle debatten en wil altijd winnen. Zelfs nu nog weet hij altijd wat te vinden waarvoor hij wil strijden. En hij heeft altijd gelijk.

Voordat mijn vader in het verzorgingshuis terecht kwam had ik weinig contact met hem. We belden elkaar een paar keer jaar. Zo'n gesprek kon vriendelijk verlopen en dan ineens omslaan in een vijandige sfeer die ik niet begreep. Ik kon mij dan niet verweren, zag het niet aankomen. Als mijn vader op verjaardagsvisite bij ons kwam, had hij de gewoonte om mij belachelijk te maken. En ik, een volwassen vrouw, was bang voor mijn vader. Ik zorgde ervoor om op feestjes bij ons thuis uit zijn maaiveld te blijven. Mijn kinderen zeiden dan tegen mij: 'mama, je bent alleen maar aan het rennen en zorgen. Ga toch eens zitten.’

Het deed mij veel verdriet, zoals mijn vader met mij omging, dat ik een doelwit voor hem was. Ik probeerde een goede dochter te zijn, maar voldeed nooit aan zijn eisen. Ik heb een keer aan mijn dochter gevraagd, die als therapeut is opgeleid, of zij wist waarom opa zo met mij omging. Zij zei: ‘mama , opa doet dit om de aandacht van zichzelf af te leiden. Het is veilig voor hem om jou voor gek te zetten.’

In dit patroon is een omslag gekomen, toen mijn vader na gezondheidsproblemen in een verzorgingshuis werd opgenomen. Mijn tante en oom, die weinig contact met mijn vader hadden, kwamen weer in beeld. Hoewel ik goede jeugdherinneringen aan de familie van vaderskant heb, was het contact met hen in de loop van de jaren verwaterd. Achteraf heb ik vaak gedacht: hoe kan dit toch? Tijdens de opname van mijn vader ben ik weer met hen in gesprek gekomen.

Mijn tante vertelde mij, dat mijn vader psychosegevoelig is. Mijn oom vertelde dat zijn broer, mijn vader, voor hem nooit aardig kon zijn en met perioden verschrikkelijk was.

Op 55-jarige leeftijd ben ik gaan begrijpen dat de verschrikkelijke woede-uitbarstingen en het venijn van mijn vader bij zijn psychoses horen. Ik wist dit niet, maar mijn tante vertelde mij dat ik hem als kind heel goed kon kalmeren.

Ik ben stomverbaasd dat ik dit niet eerder heb gezien. Ik ben goed opgeleid als hulpverlener. Hoe kon ik zo blind zijn voor dit stukje van mijn eigen geschiedenis? Ik heb het aan een arts gevraagd, die in de psychiatrie werkt. Zij antwoordde mij: 'Esther, jij komt het nu te weten, maar je moest eens weten in hoeveel families dit nog taboe is.’ Op de aanwezigheid van psychosegevoeligheid in onze familie (ook mijn oma, mijn vaders moeder had psychoses) rustte een enorm taboe. Mijn tante en oom hebben dit nu doorbroken. Ik ben hen daar enorm dankbaar voor, maar waarom kon dit niet eerder?

Sinds ik het weet ga ik anders met mijn vader om. Ik zie door zijn kwaaiigheid heen zijn angst. Ik geef hem en mijzelf veiligheid door op een vriendelijke en resolute manier een grens te trekken. Ik bescherm mijn eigen wereld. Dat is niet wat je naar een vader toe wilt, maar zo is het voor mij mogelijk om met hem om te gaan. Ik zal nooit kunnen zeggen, dat ik een fijne vader heb gehad en dat blijft pijn doen. Ik ben blij dat de mensen in het verzorgingshuis het grootste deel van de zorg op zich nemen en ik er niet meer alleen voor sta, zoals toen ik een klein meisje was. Het geeft mij de ruimte om af en toe een ankertje voor mijn vader te zijn in zijn onveilige wereld. Ik bepaal wanneer en hoe.

Tips van Esther

  1. Schenk aandacht aan wat je vreemd vindt of niet begrijpt in je leven.
  2. De situatie aanvaarden zoals die is geeft ruimte,  ook aan verdriet.
  3. Familie is belangrijk. Onderzoek wie er voor jou kan zijn.


 

Abonneer op

Gebruiker registratie informatie banner

Log in om de meest relevante verhalen te krijgen die aansluiten bij jouw voorkeuren. Nog niet geregistreerd? Meld je gratis aan. Uiteraard gaan we zorgvuldig om met je privacy.